Van een lineaire naar een circulaire economie
In een lineaire economie speelt het begrip’ obsolescence’ een belangrijke rol. Kern is de bewuste veroudering van producten – in gebruik of in ontwerp. De consument is op die manier gewend geraakt aan een bepaalde vorm van luxe. Is je stofzuiger bijvoorbeeld kapot, wordt er zo een nieuwe bezorgd. Wie gaat er dan nog aan de slag met een schroevendraaier? En er is altijd wel een snellere, nieuwere en betere telefoon te koop. Wegwerpproducten zijn nu eenmaal best wel handig en als je iets gloednieuws in de winkel koopt heb je tenminste garantie, bij een tweedehands product niet. De consequentie is wel dat wereldwijd de grondstoffen opraken en dat de ‘mensheid’ meer vraagt van de aarde dan zij aankan.
De circulaire economie is gebaseerd op de idee van het sluiten van de biologische (biobased) en technologische kringlopen. Producten en (natuurlijke) materialen worden zo maximaal mogelijk (her)gebruikt en grondstoffen behouden zo veel en zo lang mogelijk hun waarde. De circulaire economie is feitelijk dus een economie waarin afval niet (meer) bestaat en dat afval in die zin beter kan worden omschreven als een grondstof. Of je geeft het een tweede leven door bijvoorbeeld kleding waarop je bent uitgekeken te ruilen of te doneren, of je maakt er iets anders van. Grondstoffen voor nieuwe producten worden dan gespaard. De overgang van een lineaire naar een circulaire economie vraagt wel om een herontwerp en een andere organisatorische insteek (in fases via de zogenaamde ‘kringlopenladder’), maar brengt op die manier ook nieuwe ondernemingskansen met zich mee zoals nieuwe vormen van samenwerking, nieuwe markten en innovatie van producten en diensten.