Uitwerkingen Hans

Doelstellingen

Door het uitvoeren van projecten (of opvolging geven aan initiatieven) zijn verschillende belanghebbenden gezamenlijk bezig verbeteringen aan te brengen in problematische situaties. Het adagium hierbij is breed, maar met focus. De term breed houdt in met zoveel mogelijk belanghebbenden en de term focus duidt op het klein en beheersbaar houden van het project. Het betrekken van zoveel mogelijk belanghebbenden met verschillende achtergronden en rollen is van essentieel om tot een gebalanceerde inzichten te komen die uiteindelijk sturing geven in de dialoog over de sociale en culturele identiteit.

Voor verbeteringen aan te brengen in een problematische situatie moeten er doelstellingen worden geformuleerd. Deze doelstellingen moeten aansprekend zijn voor alle betrokkenen. Bijvoorbeeld in een een integraal kindcentrum kan als doelstelling worden geformuleerd als: optimale talentontwikkeling van kinderen, met als achterliggende gedachte dat sommige kinderen geen optimale kansen krijgen. Iedereen zal onderkennen dat dit een loffelijk streven is, maar het is maar de vraag of ouders die dankzij voldoende middelen (financieel, aandacht, etc.) al hun kinderen goed laten ontwikkelen zich betrokken voelen bij dit onderwerp. Deze ouders hebben geen belang tenzij het onderwerp kan worden verbreed naar het belang, d.w.z. de talentontwikkeling, van alle kinderen.

De moraal van het verhaal is dat Voor het voeren van een brede dialoog de doelstellingen in problematische situatie zodanig moeten worden geformuleerd dat alle belanghebbenden daadwerkelijk een belang hebben, wat dan tevens is pas loopt met een collectief, maatschappelijk belang.

Maatschappelijke druk en draagvlak voor veranderingen

Met het adagium "breed, maar met focus" wordt aangegeven dat alle belanghebbenden moeten worden betrokken bij een maatschappelijke uitdaging. Maar tegelijkertijd moet focus worden aangebracht om het proces beheersbaar en overzichtelijk te houden. Met emancipatieve systeembenaderingen, zoals CSH, kunnen de belangen van de diverse belanghebbenden op elkaar worden afgestemd en mogelijkerwijs oplossingsrichtingen worden gevonden die voor alle betrokkenen acceptabel zijn. Breed gedragen oplossingen, in de zin dat alle soorten belanghebbenden zijn betrokken, is een noodzakelijke randvoorwaarde voor verandering. Maar om daadwerkelijk tot verandering te komen zal een zeker draagvlak bij alle belanghebbenden tot stand moeten worden gebracht. De verschillende achterbannen zullen moeten worden overtuigd dat een zekere oplossing een goede oplossing is. Uit studies blijkt dat een oplossing door 10% van de populatie moet worden omarmd om deze oplossing via een sneeuwbaleffect breed gedragen te krijgen.

Systeem als verschil

Hier de systeemtheorie van Luhmann kort aanhalen en hoe zijn ideeën zijn verwerkt in de sociale theorie, met name concepten als autopoiesis (zelf-reproductie) en het sociale systeem als een systeem van communicatie. Deze twee concepten komen in de sociale theorie samen in het idee van de sociale en culturele identiteit.

Breed gedragen maatschappelijke druk kan worden gezien als een verschil, een verschil tussen de huidige en gewenste situatie. Het leidt tot maatschappelijke druk binnen de verschillende (soorten) belanghebbenden. Uit concrete projecten en/of initiatieven volgt maatschappelijke druk die direct naar verandering kunnen leiden, namelijk vooruitgang brengen in een problematische situatie. Indirect leidt maatschappelijke druk naar een verschil in de sociale en culturele identiteit.

Het concept van zelf-reproductie

SSM en andere soortgelijk systeemtheoretische benadering zijn doelzoekend van aard. Dit principe is niet op ieder systeem toepasbaar. Bijvoorbeeld, voor simpele, levende organismen is het lastig zinvolle doelstellingen te formuleren. Hun bestaansrecht zit hem in het feit dat ze zichzelf kunnen reproduceren, d.w.z. hun soort in stand weten te houden. Dit proces van zelf-reproductie wordt ook wel autopoiesis genoemd. De vraag is of autopoiesis ook op sociale systemen toepasbaar is. Het gaat hierbij dan niet of de mens als soort zich kan voortplanten, dat is duidelijk het geval, maar meer over de vraag of een samenleving als zodanig in staat is zichzelf in stand te houden.

EMont en zelf-reproductie

In de Expertise Management ontologie (EMont) zijn drie hoofdcategorieën gedefinieerd: context, intentional element en practice. Met de elementen uit de eerste twee categorieën worden handelingsperspectieven in context beschreven. In SSM termen kan dit worden samengevat als PQR (wat, hoe en waarom) in context. De Q's (hoe) zijn specifiieke invullingen van P (wat). Q's introduceren vrijheidsgraden in een systeem om verbeteringen te realiseren in problematische situaties. Met een practice worden Q's geselecteerd, of juist niet geselecteerd, waarmee het aantal vrijheidsgraden in een systeem wordt gereduceerd. Op deze wijze kunnen good practices worden beschreven: coherente handelingsperspectieven van actors in de vorm van specifieke Q's. In een bad practice wordt juist het tegenovergestelde bereikt: handelingsperspectieven die elkaar tegen werken.

De EMont categorieën context en intentional element waren tot nu toe de belangrijkste categorieën in de zin dat daarmee handelingsperspectieven in context worden beschreven. De practice is niet meer dan een selectiemechanisme waarmee good en bad practices worden gedefinieerd. Door de practice te verheffen naar een first class citizen wordt het mogelijk een practice te zien als een toestand van een systeem die getransformeerd kan worden door het systeem zelf naar een andere toestand (practice).

De toestand van een systeem is opgebouwd uit een een aantal elementen:

  • condities;
  • activiteitenwijzers, d.w.z. de activiteiten die in activiteiten-sequences worden uitgevoerd;
  • practice, de huidige configuratie van geselecteerde elementen.

Door de practice te verheffen naar een first class citizen kan een practice worden geselecteerd op basis van toestanden in het systeem. Bijvoorbeeld als gevolg van het uitvoeren van een activiteit (overeenkomstig het produceren van een uitkomst) of als gevolg van de mate waarin condities zijn vervuld.

Structureel open, organisationeel gesloten

Volgens de PQR formule wordt een onderscheid gemaakt tussen wat-activiteiten (P) en de manier waarop ze worden gerealiseerd door hoe-activitieten (Q). Vaak zijn meedere Q's (ook wel handelingsperspectieven genoemd) mogelijk voor een P waarmee meerdere vrijheidsgraden worden geïntroduceerd. Toegepast op het structureel open en organisationeel gesloten principe zitten de organisatie-aspecten op het wat (P) vlak en de structuur-aspecten (entiteiten en hun ondelinge relaties) op het hoe (Q) vlak.

De PQR formule kan recursief worden toegepast: een Q doet dienst als P voor onderligende Q's. Hiermee is het onderscheid tussen organisatie en structuur geen zwart-wit kwestie maar meer een glijdende schaal van abstract naar concreet. In termen van autopoiesis betekent dit dat de organisatie zichzelf in stand houdt, maar de concrete realisering kan variëren. Haast per definitie moet In een duurzame samenleving democratische-, governance- en participatieprocessen gericht zijn op het in stand houden van de organisatie.























Referenties