Ports Energy and Carbon Savings

Ook kleine havens kunnen verduurzamen

Hoe kunnen kleine en middelgrote havens energie besparen en hun CO2-uitstoot verminderen, zonder dat ze daarvoor de hoofdprijs moeten betalen? Dat was de centrale vraag in het project Ports Energy and Carbon Savings (PECS). “Vooral jachthavens hebben potentie om te verduurzamen. Ze gebruiken betrekkelijk weinig energie en hebben vaak voldoende ruimte om besparende systemen te installeren”, zegt lector Jacob van Berkel van het lectoraat Delta Power van de HZ University of Applied Sciences.

HZ was met de Universiteit van Gent, onderzoeksinstituut Cerema in Frankrijk en de University of Portsmouth kennispartner in het Interreg 2 Zeeën-project dat liep van 2017 tot en met 2021. Zij deden onderzoek in de jachthaven in Hellevoetsluis, bij de omgevingsdienst IJmond en in de zeehavens in het Belgische Oostende, Duinkerken in Frankrijk en Portsmouth in het zuiden van Engeland.

In het PECS-project hebben kleine en middelgrote havens onderzocht of en hoe zij kunnen verduurzamen.

Het zijn stuk voor stuk kleine havens in vergelijking met Rotterdam of North Sea Port. Europa telt in totaal zo’n 1250 van dit soort havens. Zij moeten net als de grote havens voldoen aan de doelstellingen rondom energiebesparing en C02-reductie. Dat is op zichzelf al een lastige opgave, zegt de European Sea Ports Organisation (ESPO), omdat veel verschillende partijen met van alles bezig zijn en verschillende belangen hebben in de havengebieden.

Een van de extra problemen van de ‘kleintjes’  is dat ze niet genoeg geld of ruimte hebben om bestaande duurzame technieken toe te passen, omdat deze meestal voor de grote havens zijn gemaakt. Ook hebben ze niet of nauwelijks toegang tot subsidies voor dit soort investeringen. Tot slot ontbreekt het bij de medewerkers aan kennis en tijd om zich te verdiepen in methoden om het gebruik van fossiele brandstoffen op een kostenefficiënte manier terug te dringen.  

Acht pilots

Het energy pontoon in de haven van Oostende.

Tijdens de projectperiode werden in de havens acht pilots met duurzame technologieën uitgevoerd, die als voorbeeld moeten dienen voor vergelijkbare havens. Het ging om een bescheiden windturbine en drijvend energieponton van het bedrijf Blue Power Synergy, dat tevens dienstdoet als aanlegsteiger, in Oostende, een klein energieplatform in IJmond, een nieuwe, energiezuinige link-span (de drijvende verbinding tussen het schip en kade) in Portsmouth en kleine windmolens en drijvende zonnepanelen in Hellevoetsluis. “Een rijke schakering aan systemen, voor een deel bestaande technieken die we in nieuwe omgevingen hebben toegepast”, zegt Van Berkel over de proefprojecten.

De haven van Duinkerken heeft een omvangrijke chemische industrie. Het was daarmee een vreemde eend in de bijt van PECS. Hier wilden de deelnemers stoom van de afvalverwerker gebruiken voor het opwekken van elektriciteit. IndaChlor maakte het systeem. Het was geen doorslaand succes. “Deze techniek was te klein om grote stappen te maken”, aldus Van Berkel.

Dat gold ook voor de haven van Portsmouth, al strooide daar vooral een ander probleem zand in de raderen. “De Brexit heeft ons tijdens de onderzoeksperiode het meeste gehinderd. Dat frustreerde me enorm”, zei loods en assistent-havenmeester van Portsmouth Jeremy Clarke tijdens de slotconferentie. “Toch hebben we met onze nieuwe link-span een kleine stap kunnen zetten. Ik heb nog hoop dat we onze doelstelling halen om in 2050 energieneutraal te zijn.”

Rekenmodellen

Waar de havens investeerden in de proefprojecten ontwikkelden de kennisinstellingen vier rekenmodellen die via de website van PECS voor elk havenbestuur in Europa kosteloos ter beschikking staan. Van Berkel maakte een tool die helpt om het economische potentieel van herbruikbare energiebronnen te beoordelen. De beschikbare bronnen in havens zijn golven, het getij, zon en wind. “De laatste twee zijn verreweg de belangrijkste.” Als bestuurders een aantal gegevens invullen, zoals de bruikbare water- en landoppervlakte en het elektriciteitsverbruik, zien zij welke bron voor hen het meest kosteneffectief is. Met de drie andere tools kunnen havens een energieaudit doen, checken hoe ze efficiënter met energie kunnen omgaan en een mix samenstellen van methoden om hun CO2-uitstoot te verminderen.  

De drijvende zonnepanelen in de jachthaven van Hellevoetsluis.

De locaties voor pleziervaart hebben over het algemeen een bescheiden energieverbruik en redelijk wat ruimte om besparende systemen te installeren. Van Berkel was zelf nauw betrokken bij de proef met de drijvende zonnepanelen in Marina Cape Helius in Hellevoetsluis. Deze werden neergelegd in het noordelijke deel van de haven dat niet diep genoeg is om aan te meren. De panelen drijven in een speciale constructie op het water. Het is een open systeem zodat het (onder)waterleven niet of nauwelijks wordt aangetast. Samen brengen de panelen 27.000 kilowattuur op, een vijfde van het totale energieverbruik van de haven. De gemeente wil dat de haven in 2040 energieneutraal is.

Doel van PECS was om tussen de tien en twintig procent aan energiebesparing te realiseren. “Dat is te ambitieus gebleken, vooral omdat onze systemen voor de wat grotere havens te klein waren. Het gaat eerder om gemiddeld een aantal procenten.”

Meer bereidheid

Een van de belangrijkste resultaten van het project is dat de CO2-emissie met een vijfde is teruggebracht in de deelnemende havens. Ook is er veel meer bereidheid onder havens om in low-carbon-systemen en duurzame energiebronnen te investeren en is de kennis hierover vergroot. Daarnaast maakt zo’n dertig procent van de kleine en middelgrote havens gebruik van de tools om mogelijke besparingen te berekenen. Volgens Van Berkel is er voldoende potentieel om te verduurzamen. “Maar in grote havens als Rotterdam en Antwerpen heb je veel industrie. Daar ligt verreweg het meeste potentieel om onze CO2-footprint te verminderen. Als je echt wil verduurzamen moet je naar de industrie kijken.”

Meer informatie: www.pecs2seas.eu































Referenties


Onderwerpen