Schuivende Inzichten

Het stellen van de 12/24 (is & zou moeten zijn-) vragen is geen oefening waarin op een mechanische wijze elk vakje van de tabel wordt ingevuld. Het is een proces van kritische reflectie waarbij inzichten van een belanghebbende invloed hebben op de inzichten van andere belanghebbenden, omdat zaken net vanuit een ander gezichtspunt en vanuit een ander waardesysteem kunnen worden beschouwd. Kritische reflectie is daarmee een instrument voor een dialoog tussen belanghebbenden. Het proces van het (opnieuw) in acht nemen van grensoordelen wordt in CSH vormgegeven met de eeuwige driehoek (eternal triangle) (zie figuur).

Figure: Eternal triangle.

In CSH wordt een systeem volgens de interpretatie van een belanghebbende beschreven aan de hand van grensoordelen. Een grensoordeel wordt gevormd door objectieve, waarneembare feiten en door waarden die belanghebbenden hanteren. Grensoordelen, feiten en waarden hebben allemaal een wisselwerking op elkaar. Een ervaren beoefenaar van CSH zal dan ook bij elke verandering van een van deze drie aspecten de andere twee aspecten opnieuw in beschouwing nemen. Belanghebbenden in dit proces zullen gaan inzien dat hun feiten en waarden relatieve begrippen zijn. Andere belanghebbenden kunnen net zo geldige, maar andere feiten en normen hanteren, afhankelijk van hun grensoordelen. Dit gegeven verschaft de weg naar een constructieve dialoog tussen belanghebbenden. Al itererend, met gebruik van het eeuwigedriehoekinstrument, kan in gezamenlijkheid worden gezocht naar verbeteringen in situaties met uiteindelijk gedeelde, of op zijn minst wederzijds gerespecteerde, grensoordelen met bijbehorende feiten en waarden.

Een herkenbaar voorbeeld is het buiten beschouwing laten van een groep belanghebbenden. Zo wordt in het onderwijs lang niet altijd gevraagd naar de inzichten van leerkrachten en leerlingen. Er wordt gesproken over anderen in plaats van met anderen. Worden die groepen wel meegenomen, dan kunnen standpunten gaan schuiven. Een willekeurig voorbeeld, op de praktijk gestoeld, is dat onderwijsdeskundigen overtuigd kunnen zijn dat het leerproces van leerlingen minutieus moet worden gevolgd, terwijl leerkrachten uit ervaring weten dat meer toetsen niet noodzakelijkerwijs leidt tot beter onderwijs.

Kortom, het betrekken van andere belanghebbenden kan leiden tot andere grensoordelen, met als gevolg dat andere feiten en waardeoordelen moeten worden meegenomen in de dialoog tussen de betrokkenen.

In het geval van het monitoren van leerlingen kunnen naast de harde cijfers afkomstig uit schriftelijke toetsen ook de bevindingen van leerkrachten als feitenmateriaal worden beschouwd. Het waardesysteem is dan niet alleen meer gebaseerd op objectief vastgestelde feiten (meten is weten), maar uitgebreid met andere waardeoordelen die een meer compleet beeld geven (bijvoorbeeld de thuissituatie van een leerling en de gevolgen daarvan op de prestaties).

Dit is een beveiligde pagina.