PR 00323: verschil tussen versies
Geen bewerkingssamenvatting |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 1: | Regel 1: | ||
Robotisering is een fenomeen dat veel aandacht krijgt in de media en nauwgezet onderzocht wordt door verschillende internationale en nationale instanties. Recentelijk verschijnen er ook onderzoeken naar de effecten van robotisering in bepaalde sectoren en/of regio’s. Een voorbeeld hiervan is de verkenning naar kansen van Robotisering in Brabant uit 2016. Dit initiatief inspireerde SER Zeeland om een onderzoek uit te zetten naar de kansen van robotisering voor Zeeland, als onderbouwing voor een advies aan Zeeuwse organisaties, onderwijsinstellingen en overheid. Zoals altijd is het advies van de SER gericht op economie en werkgelegenheid in Zeeland en baseert zij dit op authentieke praktijksituaties. Alleen zo kan de SER haar stakeholders prikkelen, een spiegel voorhouden en vervolgens de discussie op gang brengen. | |||
Het onderzoek spitst zich toe op de typische Zeeuwse context. De Zeeuwse economie volgt de nationale groeitrends, maar scoort op relevante economische indicatoren lager dan gemiddeld en kent een krappe arbeidsmarkt. Robotisering zou hier een mogelijk antwoord op kunnen zijn. Echter, bestaande cases en literatuur leren dat succesvolle robottoepassingen ook vragen om een sterk ecosysteem en een sterk innovatief midden- en kleinbedrijf. In vergelijking tot de rest van Nederland blijkt Zeeland ook op innovatievlak achter te lopen. Met lage innovatie-inspanningen door het Zeeuwse midden- en kleinbedrijf en beperkte investeringen in kennisontwikkeling in het onderwijs, lijkt de uitgangspositie voor een succesvolle inzet van robotisering dan ook niet gunstig. | |||
De literatuur leert verder dat succesfactoren voor positieve inzet van robots gelegen zijn in de beschikbaarheid van de juiste juridische en ethische kaders, een adequate beeldvorming, een goede afstemming van competenties op de technische ontwikkelingen, een nauwe ketensamenwerking, een breed perspectief op de waarde voor organisaties en maatschappij, een zekere adoptiesnelheid van medewerkers en uiteindelijk een duidelijke focus op de behoeften van de eindgebruiker. | |||
Nader kwalitatief onderzoek onder werknemers en werkgevers naar deze 7 factoren in de zorg en maintenance sector geven het volgende beeld: | |||
• Juridische en ethische factoren zijn sterk sectorbepaald. Ieder ervaart verschillende juridische en ethische belemmeringen, met meer oog voor privacy in de zorg en meer oog voor veiligheid in de maintenance; • De beeldvorming bij medewerkers in beide sectoren is dat banen kunnen verdwijnen en het werk met robots zwaarder is dan werken zonder robots. Opvallend is dat de beeldvorming meer realistisch en positief wordt indien men geconfronteerd wordt met implementatievoorbeelden. | |||
• Beide sectoren verwachten een belangrijke bijdrage van kennisinstellingen bij de ontwikkeling van competenties. Bij de zorg vraagt men meer brede en algemene competenties ten aanzien van het werken met robots, terwijl maintenance meer specialistische en state-of-the-art kennisontwikkeling van instellingen verwacht. | |||
• Alhoewel partijen het eens zijn over de manier waarop robotiseringstrajecten moeten worden georganiseerd (met strategische visie en in kleine, overzichtelijke stappen, met voldoende ruimte voor testopstellingen) is er een duidelijk andere rol en machtsverhouding voor partijen binnen de twee ketens. Binnen maintenance is de asset owner -eigenaar van de activa- duidelijk de aanjager, terwijl instellingen in de zorg zich veel passiever lijken op te stellen. | |||
• De waarde voor robotisering in de maintenance blijkt met de inspectie- en onderhoudsrobots voor tanks vooral gericht op de veiligheid van de werknemers en op kostenefficiëntie. Binnen de zorg lijken de toepassingen nog beperkt, maar zijn de overwegingen gelijklopend (efficiëntie en kwalitatieve ondersteuning van arbeid). Omdat in de zorg een deel van de business case vaak buiten de grenzen van één organisatie ligt, wordt het al snel erg complex. | |||
• Voor wat betreft medewerkeradoptie lijkt dit proces binnen de maintenance minder problematisch dan bij de zorg. Dit wordt toegeschreven aan de technische achtergrond van de medewerkers in de maintenance. In de zorg maakt men zich vooral zorgen over de oudere medewerker. | |||
• Gebruikersbehoeften zijn door de definitie van het begrip eindgebruiker in deze studie vooral van toepassing in de zorg. Voor veel eindgebruikers is robotica nog een ver van hun bed show, maar lijkt er wel interesse om actief mee te denken over hoe robotica toepassingen voor hen van waarde kunnen worden. Concluderend kan gesteld worden dat binnen de twee onderzochte sectoren vooral gezocht wordt naar een complementaire inzet van robotisering en dat men nog niet direct bezig is met het opvangen van personeelstekorten. Vooralsnog lijkt de balans positief door te slaan met een toename van ondernemersactiviteit en algemene bedrijvigheid in de sector. Hierbij blijkt het wel belangrijk om mensen mee te nemen in het proces, of dit nu medewerkers, klanten of ketenpartners zijn. Immers, zowel medewerkers, als klanten, als organisaties zien wel voordelen, maar hebben ook ieder hun eigen zorgen. Organisaties zien duidelijk voordelen van robotisering bij de inzet van gevaarlijke en moeilijke of zware taken, maar maken zich zorgen over de business case, de competenties van medewerkers en de adoptie van klanten. Medewerkers en klanten, op hun beurt, worden beïnvloed door negatieve berichten in de media, maar zien in praktijkcases ook duidelijk de voordelen. Vooral de wat technisch georiënteerde medewerker herkent eerder de kansen. De kans op succes is groter wanneer op basis van een strategisch doel kleine stappen gezet worden met voldoende ruimte voor testen, inspraak van medewerkers en evaluatie. Ook zijn het delen van ervaringen en succesverhalen binnen de eigen organisatie en samenwerking met externe partijen van belang. Organisaties die binnen de keten zelf de leiding nemen en eerder initiatief tonen, zijn succesvoller. Onderwijs, zowel in de rol als kennispartner als in de rol van opleider, wordt gezien als een facilitator van deze processen. De rol van kennispartner dient gebaseerd te zijn op een expliciete keuze voor een expertise domein voor langere duur. Voor de rol als opleider geldt dat men, in samenwerking en samenspraak met het werkveld, robotisering in het onderwijsprogramma van beroepsopleidingen op moet nemen. Ook de overheid kan een rol vervullen, en wel als regulator en als facilitator van kenniscreatie en kennisdeling. Men kan alert zijn op belemmeringen in wet- en regelgeving die robotisering in de weg staan en men kan een Zeeuws Robotconsortium en sectorale overleggen stimuleren en ondersteunen. | |||
Onderzoeksvraag | |||
Een gerichte zoektocht naar publicaties die de kansen van robotisering voor de Zeeuwse economie meer in de diepte analyseren, leverde geen resultaat op. Er zijn geen specifiek Zeeuwse robot cases beschreven die laten zien wat er binnen de Zeeuwse context nodig is om positieve resultaten op het vlak van bedrijfsresultaat, kwaliteit van arbeid, en werkgelegenheid te realiseren. Om beter te kunnen begrijpen welke structurele maatregelen nodig zijn om aanwezige kansen ook in Zeeland te kunnen benutten, is nader onderzoek vereist. Vanwege de centrale rol van adopterende organisaties is er gekozen voor de volgende onderzoeksvraag: | |||
'''Op welke manier kunnen Zeeuwse ondernemingen de kansen die robotisering biedt, benutten?''' | |||
Om tot een gedegen analyse te komen op zowel individueel, organisatorisch en systeemniveau, zijn de volgende deelvragen richtinggevend geweest voor het beantwoorden van de hoofdvraag: | |||
1. Op welke ondernemingsactiviteiten en processen heeft robotisering invloed? | |||
2. Welke partijen - interne en externe partijen - zijn hierbij betrokken? | |||
3. Welke percepties zijn er ten aanzien van robotisering? | |||
4. Welke instrumenten en hulpmiddelen worden ingezet? | |||
5. Welke randvoorwaarden en/of faciliteiten zouden onderwijs en overheden moeten creëren om deze kansen te kunnen verzilveren? | |||
6. Wat zijn succes- en faalfactoren van robotisering? | |||
{{Project config}} | {{Project config}} | ||
{{Project | {{Project |
Versie van 3 jun 2020 11:38
Robotisering is een fenomeen dat veel aandacht krijgt in de media en nauwgezet onderzocht wordt door verschillende internationale en nationale instanties. Recentelijk verschijnen er ook onderzoeken naar de effecten van robotisering in bepaalde sectoren en/of regio’s. Een voorbeeld hiervan is de verkenning naar kansen van Robotisering in Brabant uit 2016. Dit initiatief inspireerde SER Zeeland om een onderzoek uit te zetten naar de kansen van robotisering voor Zeeland, als onderbouwing voor een advies aan Zeeuwse organisaties, onderwijsinstellingen en overheid. Zoals altijd is het advies van de SER gericht op economie en werkgelegenheid in Zeeland en baseert zij dit op authentieke praktijksituaties. Alleen zo kan de SER haar stakeholders prikkelen, een spiegel voorhouden en vervolgens de discussie op gang brengen.
Het onderzoek spitst zich toe op de typische Zeeuwse context. De Zeeuwse economie volgt de nationale groeitrends, maar scoort op relevante economische indicatoren lager dan gemiddeld en kent een krappe arbeidsmarkt. Robotisering zou hier een mogelijk antwoord op kunnen zijn. Echter, bestaande cases en literatuur leren dat succesvolle robottoepassingen ook vragen om een sterk ecosysteem en een sterk innovatief midden- en kleinbedrijf. In vergelijking tot de rest van Nederland blijkt Zeeland ook op innovatievlak achter te lopen. Met lage innovatie-inspanningen door het Zeeuwse midden- en kleinbedrijf en beperkte investeringen in kennisontwikkeling in het onderwijs, lijkt de uitgangspositie voor een succesvolle inzet van robotisering dan ook niet gunstig.
De literatuur leert verder dat succesfactoren voor positieve inzet van robots gelegen zijn in de beschikbaarheid van de juiste juridische en ethische kaders, een adequate beeldvorming, een goede afstemming van competenties op de technische ontwikkelingen, een nauwe ketensamenwerking, een breed perspectief op de waarde voor organisaties en maatschappij, een zekere adoptiesnelheid van medewerkers en uiteindelijk een duidelijke focus op de behoeften van de eindgebruiker.
Nader kwalitatief onderzoek onder werknemers en werkgevers naar deze 7 factoren in de zorg en maintenance sector geven het volgende beeld:
• Juridische en ethische factoren zijn sterk sectorbepaald. Ieder ervaart verschillende juridische en ethische belemmeringen, met meer oog voor privacy in de zorg en meer oog voor veiligheid in de maintenance; • De beeldvorming bij medewerkers in beide sectoren is dat banen kunnen verdwijnen en het werk met robots zwaarder is dan werken zonder robots. Opvallend is dat de beeldvorming meer realistisch en positief wordt indien men geconfronteerd wordt met implementatievoorbeelden.
• Beide sectoren verwachten een belangrijke bijdrage van kennisinstellingen bij de ontwikkeling van competenties. Bij de zorg vraagt men meer brede en algemene competenties ten aanzien van het werken met robots, terwijl maintenance meer specialistische en state-of-the-art kennisontwikkeling van instellingen verwacht.
• Alhoewel partijen het eens zijn over de manier waarop robotiseringstrajecten moeten worden georganiseerd (met strategische visie en in kleine, overzichtelijke stappen, met voldoende ruimte voor testopstellingen) is er een duidelijk andere rol en machtsverhouding voor partijen binnen de twee ketens. Binnen maintenance is de asset owner -eigenaar van de activa- duidelijk de aanjager, terwijl instellingen in de zorg zich veel passiever lijken op te stellen.
• De waarde voor robotisering in de maintenance blijkt met de inspectie- en onderhoudsrobots voor tanks vooral gericht op de veiligheid van de werknemers en op kostenefficiëntie. Binnen de zorg lijken de toepassingen nog beperkt, maar zijn de overwegingen gelijklopend (efficiëntie en kwalitatieve ondersteuning van arbeid). Omdat in de zorg een deel van de business case vaak buiten de grenzen van één organisatie ligt, wordt het al snel erg complex.
• Voor wat betreft medewerkeradoptie lijkt dit proces binnen de maintenance minder problematisch dan bij de zorg. Dit wordt toegeschreven aan de technische achtergrond van de medewerkers in de maintenance. In de zorg maakt men zich vooral zorgen over de oudere medewerker.
• Gebruikersbehoeften zijn door de definitie van het begrip eindgebruiker in deze studie vooral van toepassing in de zorg. Voor veel eindgebruikers is robotica nog een ver van hun bed show, maar lijkt er wel interesse om actief mee te denken over hoe robotica toepassingen voor hen van waarde kunnen worden. Concluderend kan gesteld worden dat binnen de twee onderzochte sectoren vooral gezocht wordt naar een complementaire inzet van robotisering en dat men nog niet direct bezig is met het opvangen van personeelstekorten. Vooralsnog lijkt de balans positief door te slaan met een toename van ondernemersactiviteit en algemene bedrijvigheid in de sector. Hierbij blijkt het wel belangrijk om mensen mee te nemen in het proces, of dit nu medewerkers, klanten of ketenpartners zijn. Immers, zowel medewerkers, als klanten, als organisaties zien wel voordelen, maar hebben ook ieder hun eigen zorgen. Organisaties zien duidelijk voordelen van robotisering bij de inzet van gevaarlijke en moeilijke of zware taken, maar maken zich zorgen over de business case, de competenties van medewerkers en de adoptie van klanten. Medewerkers en klanten, op hun beurt, worden beïnvloed door negatieve berichten in de media, maar zien in praktijkcases ook duidelijk de voordelen. Vooral de wat technisch georiënteerde medewerker herkent eerder de kansen. De kans op succes is groter wanneer op basis van een strategisch doel kleine stappen gezet worden met voldoende ruimte voor testen, inspraak van medewerkers en evaluatie. Ook zijn het delen van ervaringen en succesverhalen binnen de eigen organisatie en samenwerking met externe partijen van belang. Organisaties die binnen de keten zelf de leiding nemen en eerder initiatief tonen, zijn succesvoller. Onderwijs, zowel in de rol als kennispartner als in de rol van opleider, wordt gezien als een facilitator van deze processen. De rol van kennispartner dient gebaseerd te zijn op een expliciete keuze voor een expertise domein voor langere duur. Voor de rol als opleider geldt dat men, in samenwerking en samenspraak met het werkveld, robotisering in het onderwijsprogramma van beroepsopleidingen op moet nemen. Ook de overheid kan een rol vervullen, en wel als regulator en als facilitator van kenniscreatie en kennisdeling. Men kan alert zijn op belemmeringen in wet- en regelgeving die robotisering in de weg staan en men kan een Zeeuws Robotconsortium en sectorale overleggen stimuleren en ondersteunen. Onderzoeksvraag
Een gerichte zoektocht naar publicaties die de kansen van robotisering voor de Zeeuwse economie meer in de diepte analyseren, leverde geen resultaat op. Er zijn geen specifiek Zeeuwse robot cases beschreven die laten zien wat er binnen de Zeeuwse context nodig is om positieve resultaten op het vlak van bedrijfsresultaat, kwaliteit van arbeid, en werkgelegenheid te realiseren. Om beter te kunnen begrijpen welke structurele maatregelen nodig zijn om aanwezige kansen ook in Zeeland te kunnen benutten, is nader onderzoek vereist. Vanwege de centrale rol van adopterende organisaties is er gekozen voor de volgende onderzoeksvraag:
Op welke manier kunnen Zeeuwse ondernemingen de kansen die robotisering biedt, benutten?
Om tot een gedegen analyse te komen op zowel individueel, organisatorisch en systeemniveau, zijn de volgende deelvragen richtinggevend geweest voor het beantwoorden van de hoofdvraag:
1. Op welke ondernemingsactiviteiten en processen heeft robotisering invloed?
2. Welke partijen - interne en externe partijen - zijn hierbij betrokken?
3. Welke percepties zijn er ten aanzien van robotisering?
4. Welke instrumenten en hulpmiddelen worden ingezet?
5. Welke randvoorwaarden en/of faciliteiten zouden onderwijs en overheden moeten creëren om deze kansen te kunnen verzilveren?
6. Wat zijn succes- en faalfactoren van robotisering?