LC 00179: verschil tussen versies
Geen bewerkingssamenvatting |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 21: | Regel 21: | ||
|Supercontext=PR_SSM_00067_-_aanpak | |Supercontext=PR_SSM_00067_-_aanpak | ||
|Topcontext=PR 00019 | |Topcontext=PR 00019 | ||
|Sequence number= | |Sequence number=4 | ||
|Heading=Discussie en conclusie | |Heading=Discussie en conclusie | ||
}} | }} |
Versie van 17 feb 2017 14:46
Discussie
In dit hoofdstuk zullen wij beschrijven hoe wij de resultaten hebben geanalyseerd. Zo zullen we dieper ingaan op de discussies die hebben plaats gevonden tussen de verschillende professionals tijdens de validatiesessies en welke inzichten hieruit naar voren zijn gekomen. Tot slot benoemen we wat de verbanden zijn met deze inzichten tussen de theorie en de resultaten.
Tijdens de eerste gesprekken die plaats hebben gevonden tussen ons en onze projectleider Hans de Bruin is er een hoofdvraag naar voren gekomen van waaruit wij ons onderzoek van start zouden laten gaan: “Hoe kan het sociaal netwerk van de patiënt worden versterkt zodat er passende hulp aangeboden kan worden en deze ook kan worden ontvangen?” Na de eerste drie interviews te hebben afgenomen namen wij plaats tijdens de eerste validatiesessie, waarin wij de stakeholders hebben ingelicht over de informatie die er vanuit deze interviews naar voren is gekomen. Wij zijn de interviews begonnen met vooral te kijken naar het sociale gebied, zoals ook benoemd is in de hoofdvraag. Tijdens de interviews is er niet alleen informatie over het sociale gebied naar voren gekomen, maar waren er meerdere thema ’s die aan het licht kwamen. De verkregen informatie liep door elkaar heen maar vormde tegelijkertijd wel een rode draad. Om duidelijke richtlijnen te hanteren in onze volgende interviews zijn wij samen met de stakeholders deze rode draad gaan onderzoeken. Welke thema ’s zijn van belang? We hadden een overzicht gemaakt en afgewogen wat tot dit onderzoek een toegevoegde waarde zou leveren. De drie thema’s die hieruit ontstonden zijn de volgende: psychisch welzijn, sociaal welzijn en financieel welzijn. Uit de interviews kwam naar voren hoe sterk deze in verband stonden met elkaar en het onderwerp ‘overleven met kanker’.
Na de eerste validatiesessie hadden wij als groep twee interviews gehouden. Tijdens de validatiesessie hadden wij weer onze nieuwe bevindingen gedeeld. De vraag bleef echter waar de patiënten nou terecht kunnen? Waar kunnen de naasten naar toe voor hulp, vragen of ondersteuning? Uit de interviews bleek dat er veel aandacht vanuit professionals is voor de patiënt in kwestie. Duidelijk werd wel dat naasten zoals familie en het directe gezin niet in beeld kwamen. Dit riep vragen bij ons op. Met de stakeholders vroegen wij ons af hoe we erachter konden komen waarom er veel aandacht is voor de patiënt en niet voor de directe omgeving en hoe dit dan komt. De vraag bleef achter welke professionals hier voor zijn? Welke hulpverleners in het werkveld weten hier meer vanaf? Welke professionals komen dicht bij de cliënt? De stakeholders hadden ons op ideeën gebracht over welke professionals wij hiervoor zouden kunnen interviewen. We waren toen uitgekomen bij een hulpverlener van een thuiszorgorganisatie en een hulpverlener binnen een kerkgemeente. Deze professionals komen dicht bij de cliënt en weten beiden veel over de thuissituatie van een patiënt af in tegenstelling tot andere professionals waar patiënten in aanraking komen.
Bij onze laatste validatiesessie hadden we als groep alle interviews afgenomen en uitgewerkt. Uit de interviews hebben wij alle hoogtepunten per thema uitgewerkt en deze voorgelegd aan de stakeholders zodat we een uiteindelijke conclusie konden trekken. Bij het sociaal welzijn werd er gesproken over een nieuwe ontwikkeling die de thuiszorgorganisatie Allévo heeft gelanceerd. Het gebruiken van een app, waarbij het verloop van de ziekte en de psychische gesteldheid van de patiënt wordt omschreven door de medewerkers. Ook kunnen de familie en naasten hierbij en kunnen zij met al hun vragen en opmerkingen ook via de app communiceren met de medewerkers. Wel was er een keerzijde, zo vertelde Marijke Speelman, huisarts die aanwezig was bij de validatiesessie, dat zij ook wel eens via een soortgelijke app heeft gewerkt. De problemen waar zij echter tegenaan liep was vooral het feit dat zij niet alle informatie wilde delen met familie, maar eerst met medewerkers wilde bespreken. Ook geeft zij aan dat ze bepaalde dingen over de cliënt zo neutraal mogelijk wilde noteren, waardoor de informatie soms te soft over kon komen. Om dan toch alle informatie bij de medewerkers terecht te laten komen notuleerde zij soms dubbel, ‘het was erg tijdrovend om soms dubbel je werk te doen’, verteld Marijke. Welke informatie wil je direct delen met de familie en naasten? Hoe vermeld je dit dan als professional zonder voorbij te gaan aan de rol en verantwoordelijkheid die je daarbij hebt als hulpverlener? Dit zijn vragen die wij tijdens de discussie naar boven hebben kunnen brengen. De stakeholders zijn het met ons eens dat de lancering van deze app een goede ontwikkeling is voor de toekomst, maar zoals Marijke al aan geeft zitten er nog wel wat haken en ogen aan. Samen zijn wij dan ook tot de conclusie gekomen dat de ontwikkeling hiervan heel goed is maar dat de organisaties die hier gebruik van maken op moeten passen met eventueel dubbel werk. Ook zijn wij er van overtuigd dat deze apps nog meer ontwikkeld moeten worden waardoor deze mankementen allemaal nog verbeterd kunnen worden.
Het tweede discussiepunt was het volgende. Uit de interviews kwam naar voren dat de opstelling en de benadering van de professionals naar de patiënten toe erg van belang is en het behandeltraject beïnvloed. Zo vertelde Paul Sparreboom Clements ons in één van de interviews dat hij het fijn vond wanneer hij de arts met zijn voornaam kon aanspreken. Ook wenste hij tijdens zijn behandeling op de hoogte gebracht te worden van de verschillende ontwikkelingen en wilde hij samen met de artsen beslissen welke behandeling hij ging volgen. De discussie die vervolgens tijdens de laatste validatiesessie ontstond, ging vooral over het feit dat professionals moeten oppassen dat hun relatie tot de patiënt niet te vriendschappelijk wordt. Zo vertellen verschillende professionals tijdens de validatiesessie ons dat je op deze manier uit je rol kan vallen. Een bepaalde afstand tot de patiënt moet volgens hen aanwezig zijn om het werk goed te kunnen uitvoeren. Volgens hen is het dan ook van belang dat elke professional zich bewust is van zijn/haar grenzen en hiervoor waakt. Het aanvoelen wat de patiënt prettig vind en daar zo adequaat mogelijk mee om te gaan als professional. Het is een wisselwerking tussen patiënt en professional.
Het alle laatste discussiepunt ging over het behandelgat waar de patiënten in terecht komen. Als professionals zijn we op de hoogte van ketenpartners. Alleen weten de professionals niet altijd zo zeer wanneer je voor wat een patiënt direct kunt doorverwijzen naar de juiste ketenpartner. Het behandelgat waar de patiënten in terecht komen is aan het eind van het behandeltraject. Hoe gaan ze nu verder? Wie vangt hen nu op? Uit de interviews en in overeenstemming met de professionals en ervaringsdeskundigen die aanwezig waren konden we stellen dat bijna altijd na het behandeltraject pas de echte verwerking plaats vind. Het proces dat in stand komt na de behandeling is ook belangrijk om daar als professionals aanwezig bij te zijn. Hoe staat een (ex)patiënt er nu voor? Welke professionals houden polshoogte? Wat kunnen de professionals hierin betekenen?
Conclusie
In het vorige hoofdstuk hebben wij toegelicht wat het proces is geweest naar de conclusie toe. In dit hoofdstuk zullen wij deze conclusie kort maar helder beschrijven en hierdoor een antwoord naar voren brengen op onze onderzoeksvraag.
De grote vraag die ons bezig houdt naar aanleiding van de discussie is “waar ligt de verbinding in het contact tussen de professionele en de vrijwillige ketens en welke invloed blijkt dit te hebben op het hulpaanbod voor de sociale omgeving van de patiënt?”. Het antwoord op deze vraag is naar voren gekomen door middel van alle interviews en de uiteindelijke validatiesessies. Door iedere keer opnieuw de bevonden informatie met de stakeholders te delen en hun professionele inzichten hier bij te betrekken ontdekten wij dat er een enorme rode draad liep door alle informatie uit de interviews. Ieder aspect bleek invloed te hebben op elkaar. Zo is een belangrijke conclusie die we hieruit hebben kunnen trekken dat er een vicieuze cirkel wordt gecreëerd op het gebied van sociaal welzijn, psychisch welzijn en financieel welzijn en komt hierdoor naar voren dat al deze aspecten elkaar versterken maar ook kunnen verzwakken. Wanneer er in 1 van deze delen iets wegvalt, of juist iets bijkomt, heeft dit invloed op de rest van deze onderdelen van de vicieuze cirkel. Zo is dat niet alleen uit de afgenomen interviews naar voren gekomen maar ook tijdens de validatiesessie is dit bevestigd. Professionals zien vaak voor komen dat de ziekte op het eerste gezicht vooral invloed heeft op het psychische welzijn van de patiënt, al gauw komt daarop naar voren, wat ook de vrijwilligersorganisaties bevestigen, dat dit vervolgens invloed heeft op het sociale welzijn van de patiënt. Zodra de patiënt nog weinig contacten heeft en ook zijn psychische gesteldheid niet positief verloopt kunnen er zaken zoals de financiën bij in gaan schieten. Vaak komt er bij het ziekteproces namelijk meer kijken dan alleen het lichamelijke en psychische niveau: zo geven patiënten aan dat zij veel formulieren in moeten vullen, aan moeten kloppen bij de gemeente in verband met WMO, gesprekken aan moeten gaan met bedrijfsartsen of Arboartsen en omdat de patiënt vaak niet goed weet hoe hij hier mee om moet gaan of welke stappen hij moet ondernemen, zijn wij er door onze interviews achter gekomen dat deze aspecten wel heel veel invloed kunnen hebben op het verdere proces. Wanneer patiënten hun financiële zaken niet goed kunnen aanpakken door bijvoorbeeld onwetendheid kan dit grote gevolgen hebben voor hun financiële situatie. Financiële zekerheid hebben is in onze samenleving dan ook van groot belang, wanneer er iets gebeurd waardoor de financiële zekerheid niet meer wordt gewaarborgd kan dit stress veroorzaken dat vervolgens weer invloed kan hebben op de psychische gesteldheid van de patiënt. Zo zijn we de vicieuze cirkel rond en komt duidelijk naar voren dat, zoals al eerder benoemd, al deze 3 thema’s een circulaire relatie hebben met elkaar.
Maar wat biedt bovenstaande informatie ons nou als antwoord op onze onderzoeksvraag? Hier kunnen we kort maar krachtig in zijn: het is duidelijk dat het sociaal netwerk van de patiënt moet worden versterkt. Dat hier al verschillende vormen van passende hulp voor worden aangeboden neemt echter niet weg dat deze passende hulp niet bekend is bij de patiënt en zijn naasten zelf. Vanuit alle opgedane informatie komt duidelijk naar voren dat er vanuit de eerstelijnszorg te weinig informatie wordt verstrekt over naaste ketenpartners, zoals vrijwilligersorganisaties, waar de patiënt en zijn naasten terecht kunnen om niet alleen de patiënt maar ook het sociale netwerk hulp aan te bieden zodat deze met dank kan worden ontvangen. Er komt tenslotte duidelijk naar voren dat iedere patiënt maar ook veel naasten hier behoefte aan lijken te hebben. Vanuit deze conclusie zullen wij aanbevelingen beschrijven die mogelijkheden kunnen bieden voor bovenstaande conclusie.