Burgerparticipatie in Veere; Middelburg en Goes - resultaten

Aanleiding

Aanleiding Burgers nemen steeds meer initiatieven als het gaat om de leefbaarheid in hun omgeving. De mondige burger neemt geen genoegen meer met dictaten van de overheid en wil steeds meer en steeds directer invloed uitoefenen in de directe leefomgeving. Inmiddels zijn er allerlei voorbeelden van geslaagde trajecten waarin burgers zelf het initiatief hebben genomen. De lokale overheid ziet zelf grote voordelen in de participatie van de burger in de ontwikkeling van de leefomgeving. De overheid trekt zich steeds meer terug en concentreert zich op de kerntaken. Daardoor ontstaat er op een natuurlijke manier ruimte voor de burger die op zoek is naar ruimte en invloed.

Naarmate er meer succesvolle trajecten komen, groeit ook meer en meer de vraag wat nu precies de kenmerken zijn van succesvolle burgerparticipatie. In de periode van september 2015-januari 2016 is er door studenten van de HZ onderzoek gedaan naar de randvoorwaarden voor succesvolle sociale innovatie

Onderzoeksvraag

De onderzoeksvraag luidde: Welke randvoorwaarden gelden voor het inzetten van initiatieven op het gebied van succesvolle sociale innovatie in de Zeeuwse gemeenten?

De deelvragen van het onderzoek:

  1. Wat is sociale innovatie en burgerparticipatie?
  2. Over welke initiatieven gaat het?
  3. Wat zijn de slaagfactoren bij deze initiatieven?
  4. Wat zijn de faalfactoren bij deze initiatieven?
  5. Welke conclusies kunnen worden getrokken?

Succesfactoren

Succesfactoren zorgen er voor dat een project of initiatief aan de vooraf gestelde verwachtingen voldoet.

CitySeeds Middelburg

Er werden verschillende succesfactoren benoemd door de verschillende partijen:

  1. Er is sprake van een probleemsituatie rond eenzaamheid. Een deel van de burgers heeft geen werk en er is soms sprake van een sociaal isolement. CitySeeds biedt een alternatief.
  2. Er zijn enkele personen die als boegbeeld functioneren. Ze geven het project bekendheid en zorgen dat de organisatie staat. Ze bieden de vrijwilligers ook ruimte om te experimenteren en een zekere mate van regelvrijheid.
  3. Het enthousiasme van vele vrijwilligers (20-25) zorgt dat er gedurende het gehele seizoen groente kan worden geleverd aan de voedselbank. Daarnaast voorzien deze vrijwilligers in de eigen behoefte van groente.
  4. Het enthousiasme werkt aanstekelijk waardoor anderen ook weer enthousiast worden. Op die manier groeit het project en dat is een beloning voor het werk wat de vrijwilligers doen.
  5. Een succesfactor is de bijdrage van de gemeente. De plannen voor de toekomst vinden weerklank bij de betreffende ambtenaren van de gemeente, waardoor er continuïteit kan worden gegarandeerd.

Dorpsplan ’s-Heer Hendrikskinderen

De succesfactoren voor het dorpsplan van ’s-Heer Hendrikskinderen zijn de volgende:

  1. De communicatie met de ambtenaren van de Goes verloopt vlot. Zij zorgen er voor dat er door diverse betrokken ambtenaren proactief met het plan wordt meegedacht, waardoor partijen als de Provincie Zeeland en het Waterschap niet voor verrassing komen te staan en zij in een vroegtijdig stadium kennis van de wensen van het dorp nemen. Dat het scheppen van duidelijke verwachtingen een belangrijk punt is, wordt op meer momenten bevestigd.
  2. Ook het managen van verwachtingen van de burgers is een factor van belang. Daardoor wordt voorkomen dat mensen teleurgesteld raken. Duidelijkheid over de ‘ruimte’ van de burger is dus een pré. Er komt energie vrij en deze vrijgekomen energie versterkt de sociale samenhang binnen het dorp, waardoor er meer onderlinge hulp en ondersteuning is. Dit zorgt voor een afname van het beroep doen op de gemeente. Het maakt de dorpseconomie sterker. Een sterke dorpseconomie betekent volgens één respondent dat er meer werkgelegenheid wordt gecreëerd.
  3. De samenwerking met de Hogeschool Zeeland wordt als een succesfactor gezien. Studenten van dit opleidingsinstituut hebben een grootschalige enquête betreffende thema’s als zelfstandig wonen, duurzaamheid en energiebesparing onder de bevolking van ’s-Heer Hendrikskinderen uitgezet. Op basis van deze resultaten zijn er weer nieuwe initiatieven geformuleerd.

Project Dorpsvereniging Vrouwenpolder

  1. Een actieve dorpsvereniging met sleutelfiguren uit het dorp is een factor die meeweegt in de leefbaarheidsdiscussie. De dorpsvereniging kan een rol vervullen als een soort platform en verzamelpunt waar alle onderwerpen kunnen worden gedropt.
  2. Burgerbelangen en ondernemersbelangen lopen nogal eens door elkaar heen of zijn strijdig met elkaar. Ondernemers willen ondernemen en dat staat soms haaks op de leefbaarheid zoals de burgers die ervaren. Een actief overleg tussen beide partijen kan veel ongenoegen van beide kanten wegnemen. Informeren en communiceren is van groot belang.
  3. Een gemeenschappelijk doel of vraag is doorgaans de trigger om betrokkenheid van alle partijen te realiseren.

Project Groen Arnemuiden

  1. Actieve initiatiefnemers met goede ideeën voor de leefbaarheid zijn bijzonder. Vanuit de gemeente is stimulans en positieve waardering bepalend voor het verdere vervolg.
  2. In Zeeland kennen we een aantal dorpen waar een deel van de bevolking een orthodoxe geloofsbeleving ( met eigen normen en waarden) aanhangt. Van oudsher leven deze groepen voornamelijk in hun eigen kring en hebben ze behalve de noodzakelijke contacten weinig binding met elkaar. Arnemuiden is daar een voorbeeld van en dan blijkt een project als Groen Arnemuiden grensoversteigend te werken omdat het niet bedreigend is.
  3. Een duidelijk plan met een visie waar het project toe moet gaan leiden. helpt om het vertrouwen te winnen van degenen die sceptisch zijn. Als iedereen een duidelijk beeld heeft van het eigen profijt ( wat’s in it for me?) levert dat veel positieve reacties op.

Faalfactoren

Naast succesfactoren kennen de gemeenten en burges ook knelpunten op het gebied van burgerparticipatie of binnen eigen burgerinitiatief. Deze faalfactoren worden in de laatste deelvraag van dit onderzoek beschreven. Faalfactoren blijken in de meeste projecten hetzelfde te zijn. Het betreft de volgende elementen:

  1. Gebrek aan vertrouwen. Er bestaan nogal wat wederzijdse karikaturen tussen burgers en ambtenaren die geen recht doen aan de intenties van beiden. Als er niet eerst wordt geïnvesteerd in wederzijds begrip wordt er meer gesproken over de onmogelijkheden i.p.v. de mogelijkheden.
  2. Gebrek aan competenties. Het vraagt van alle betrokken partijen om kennis, om vaardigheden en om een positieve grondhouding. Zowel van burgers als van ambtenaren wordt empatisch vermogen en communicatievaardigheden gevraagd. Als je niet in staat bent om je in te leven in de wereld van de ander, blijft het onbegrip in stand. Zowel burgers als ambtenaren zijn niet vanzelfsprekend in het bezit van deze vaardigheden.
  3. Meningsverschillen mogen bestaan. Als meningsverschillen uitdraaien op conflicten is het beoogde project meestal van de baan. Partijen moeten leren dat je het niet over alles eens behoeft te zijn om iets moois op te bouwen.
  4. Gebrek aan oprechte betrokkenheid. Als mensen zich niet met hart en ziel inzetten voor een plan of project, zal dat doorgaans het einde betekenen. Betrokkenheid zorgt nl. voor doorzettingsvermogen.
  5. Gebrek aan middelen. Als niet snel duidelijk wordt hoe de plannen gefinancierd kunnen worden vervliegt de belangstelling snel. Het is dus zaak om dat snel duidelijk te krijgen danwel de mogelijjke opties te communiceren met de belanghebbenden.

Conclusie en aanbevelingen

De hoofdvraag: Welke randvoorwaarden gelden voor het inzetten van initiatieven op het gebied van sociale innovatie in de Zeeuwse gemeenten?

Onderzoek binnen in de gemeenten Middelburg, Veere en Goes wijst uit dat er in deze gemeenten tal van initiatieven aanwezig zijn, maar dat er op het gebied van beleid veel verschillen tussen de gemeenten aanwezig zijn. Zo heeft de gemeente Middelburg beleidsuitgangspunten, waar dit bij de gemeente Goes ontbreekt. De gemeente Goes is echter bezig met een inhaalslag en benoemde het belang van burgerparticipatie onlangs voor het eerst in het huidige collegeprogramma. In Veere is er sprake van een actief beleid met veel startende en lopende projecten en acties.

Conclusie

In het algemeen kan worden gesteld dat de randvoorwaarden voor succesvolle participatie de volgende elementen betreft:

  1. Een actief beleid van de gemeenten om burgerparticipatie onder de aandacht van de burger te brengen.
  2. Intern draagvlak op alle niveau’s bij de overheid.
  3. Een actief intern beleid bij de gemeenten in het aanleren van de nieuwe competenties van de ambtenaar.
  4. Benoemen van boegbeelden en kwartiermakers in en buiten de gemeente.
  5. Een pro-actief communicatiebeleid over de waarde van participatie buiten de politieke kanalen.
  6. Heldere en frequente communicatie naar de burgers over de successen die zijn gerealiseerd.
  7. Belonen van de initiatiefnemers onder de burgers die succesvolle projecten aandragen en realiseren.

Aanbevelingen

Creëer een gezamenlijke leercultuur Gemeenten in Zeeland kunnen heel veel leren van elkaar. Zorgt voor een frequente uitwisseling van kennis op provinciaal niveau. Betrek de Provincie Zeeland bij het project zodat ook op een ander niveau de kennis wordt gedeeld.

Uitwisselen van medewerkers Onderzoek de mogelijkheid of ‘kennis’ ( dus mensen) ook bij elkaar gedetacheerd kan worden. Het zou sociale innovatie van de bovenste plank zijn als de gemeenten op deze manier elkaars talenten gaan benutten. 

HZ als kennisbank Gebruik de HZ in Vlissingen als kennisbank voor het optuigen van de Body of Knowledge. Probeer als gemeenten gezamenlijk voor een aantal jaren een onderzoekslijn te financieren. Gezamenlijk financieren is ook gezamenlijk kennis delen en projecten uitvoeren.

Budget De reservering van een ‘ Zeeuws’ meerjarenbudget kan voor een versnelling zorgdragen en beperkt de mogelijkheid van iedere keer opnieuw zoeken naar middelen. Kennis van buiten de provinciegrenzen. Zorg voor aansluiting bij nationaal platform en leg relaties met andere kennisinstellingen in het land op het terrein van sociale innovatie en burgerparticipatie.