Signaleren
Iedereen vergeet wel eens wat. De meeste mensen maken gebruik van geheugensteuntjes, zoals een agenda of (boodschappen)briefjes. Naarmate we ouder worden hebben meer mensen moeite met het aanleren van nieuwe apparaten (nieuw mobieltje), hebben mensen meer moeite om van gewoontes af te wijken, worden rekensommen trager gemaakt en gaat iets plannen en uitvoeren hiervan (bijvoorbeeld reizen of koken) een stuk trager. Bij het ouder worden gaat het functioneren op meerdere gebieden van het geheugen (en dus niet alleen het onthouden) achteruit. Bij gewone veroudering passen mensen zich hier op aan. Zij blijven zelfstandig functioneren en vragen actief om hulp zodat zij zelf weer verder kunnen.
Soms gaat het anders … U kunt aanvoelen dat er iets aan de hand is, zonder dat u er precies de vinger op kunt leggen. Dit wordt het ‘niet-pluis' gevoel genoemd. De persoon reageert anders. Anders op stress. Anders op vragen. Eerder boos. Of eerder stiller. Minder initiatief. Minder belangstelling. Er wordt niet meer naar ervaringen van anderen gevraagd. De warmte verkilt. De telefoontjes gaan alleen nog maar over zichzelf of over noodzakelijke hulp. Er volgen verwijten, zonder reden. Afspraken worden niet nagekomen of glashard ontkent. Sommige dagen erger dan andere. Soms hele weken niets bijzonders en dan ineens … is het er weer. (geriater)
Het niet-pluis-gevoel zoals boven beschreven kan in veel gevallen erg ongrijpbaar zijn. In deze fase is het ook nog goed mogelijk om door de persoon zelf of de partner de achteruitgang te maskeren. Toch is het van belang om juist in deze fase al duidelijkheid te krijgen of er inderdaad sprake is van normale achteruitgang onder invloed van veroudering of dat er een andere reden is.
De veranderingen die plaats vinden hoeven niet perse te duiden op dementie (of beter gezegd, een van de dementie syndromen). Deze achteruitgang kan ook veroorzaakt worden door andere aandoeningen. In beide gevallen is het van belang om de stap richting de huisarts te maken. Bij een andere aandoening dan dementie is er een goede kans dat dit verholpen kan worden en de persoon in kwestie weer 'de oude' wordt. In het geval van een beginnende dementie geeft een tijdige diagnose de client en familie de kans om zaken te bespreken in een fase waarin de persoon in kwestie veelal nog goed bij de tijd is.
Tijdens onze laatste grote reis naar de USA, 9 maanden geleden, is mijn vrouw op het vliegveld van Frankfurt tijdens een tussenstop ‘verdwaald’. Ik verloor haar uit het oog tijdens een toiletstop. Pas 1,5 uur later werden we herenigd, waardoor we onze aansluiting misten. Eenmaal thuis vertoonde mijn vrouw minder initiatief. Vakantiefoto’s zijn blijven liggen, terwijl ze normaal binnen 2-3 weken na iedere vakantie een digitaal boekwerk op de PC samenstelt. De planning en voorbereiding van de volgende vakantie blijft vaag, ondanks aandrang van mij. Vaste afspraken met vriendinnen gaan gewoon door, maar als er iets de routine verstoord, dan kan zij dat minder goed plannen. Al tweemaal zat zij alleen in een restaurant, terwijl de afspraak verzet was. Haar huishoudelijke taken voert ze uit, maar minder secuur. Tot een jaar geleden zag het huis er tip-top uit, maar nu blijft wasgoed enkele dagen liggen, voordat er wordt gestreken. Ik moet voor het boodschappen doen een lijstje maken, anders wordt er geregeld wat vergeten. De afgelopen 3 maanden heeft mijn vrouw 2 kleine ongelukjes gehad tijdens het parkeren van haar auto en vorige week is haar pinpas geblokkeerd doordat zij haar pincode te vaak verkeerd had ingetoetst. (Verhaal van een mantelzorg bij de beschrijving van het „niet-pluis” gevoel van zijn vrouw bij de huisarts)
Dementie is onherroepelijk een progressief ziektebeeld. Het kan een grillig beeld zijn, met 'ups and downs', fasen waarin het een stuk beter lijkt te gaan en fasen waarin het ineens hard achteruit gaat. En de achteruitgang komt altijd sneller dan je wilt. Juist daarom is het van belang dat er tijdig duidelijkheid is, zodat de familie (het cliëntsysteem) weet wat er komen gaat en handvatten heeft om hiermee om te gaan.
Wat we in het begin vooral doen en waar de meerwaarde zit, is mensen uitleggen wat de ziekte inhoud, waar ze zich op voor moeten bereiden zonder op zaken vooruit te lopen en heel belangrijk wat er mogelijk is aan extra hulp als het zover is. Alle informatie met betrekking tot professioneel aanbod is er wel, maar wat, wanneer en hoe dit in te zetten is voor de burger over het algemeen volledig ondoorgrondelijk. (casemanager)
In de beginfase van het ziektebeeld is er nog steeds lerend vermogen. Dit zou het mogelijk maken om juist in die fase nieuwe patronen aan te leren. Anticiperend op bijvoorbeeld koken in de toekomst, waarbij een gasfornuis gevaarlijke situaties op kan leveren (vergeten deze uit te zetten), zou in een vroeg stadium een magnetron geïntroduceerd kunnen worden. In deze fase is de persoon nog in staat om de werking ervan eigen te maken en dus in een later stadium daar nog steeds gebruik van te kunnen maken. (casemanager)
Wij zijn met vader, vanaf het moment dat we wisten dat het Alzheimer was, elke dag hetzelfde rondje gaan lopen. Op die manier heeft hij ook in een veel latere fase zelfstandig dit rondje kunnen lopen, zonder te verdwalen. Dit gaf ons rust en hem vrijheid. (mantelzorger)
Helaas rust er veelal nog een taboe op het ziektebeeld en zijn signalen niet altijd even concreet. Zoals boven beschreven kunnen ze diffuus zijn en op meerdere domeinen betrekken hebben. Sterker nog, het 'niet-pluis' gevoel moet ook pas ontstaan op het moment dat er op meerdere domeinen, zich herhalende, problemen voordoen. Om goed te kunnen signaleren is kennis nodig. Kennis over het type signalen en de combinatie van signalen. Professionals die vanuit hun werk veel met mensen en in het specifiek ouderen te maken hebben, zouden idealiter geschoold moeten zijn op het herkennen van signalen. Wanneer moet er een lichtje gaan branden, zonder dat we in een overreactie schieten. En juist om die overreactie te voorkomen is het van belang dat mensen voldoende onderlegd zijn om zo goed mogelijk het onderscheid te maken tussen 'normaal' veroudering en het 'niet-pluis' gevoel.
Lichamelijke aandoeningen en mentale stress blijken een negatieve invloed te kunnen hebben op geheugenprestaties. Voor cliënt zelf en diens familie kan het zelfs lijken alsof er al sprake is van dementie. Op testniveau is er dan vaak sprake van milde geheugenstoornissen (MCI). Behandeling van de lichamelijke aandoeningen of afname van de mentale stress kunnen de geheugenprestaties verbeteren en de MCI doen verdwijnen. (geriater)
Hieronder volgt een opsomming van niet-pluis signalen. Signalen die erop wijzen dat er meer aan de hand is dan gewone veroudering. Deze signalen beslaan meer gebieden dan alleen maar vergeten en omvatten ook gebieden zoals initiatief, overzicht, rekenen, taal en afwijkend gedrag:
- Beschuldigend zijn (terwijl degene dat vroeger niet was)
- Heel stil geworden (vroeger niet)
- Plotseling in paniek raken (vroeger niet)
- Minder secuur opruimen of schoonmaken
- Afgenomen initiatief tot opruimen of huishoudelijke taken
- Minder belangstelling voor buurtnieuws of actualiteiten (vroeger niet)
- Alleen maar aan- uit knoppen bedienen van wasmachine of magnetron.
- Moeite met de nieuwe afstandsbediening van de TV.
- Ongelukje door het gasfornuis vergeten uit te draaien na gebruik.
- Moeite hebben met pinnen of rekeningen vergeten te betalen of wisselgeld teruggeven..
- Afgenomen persoonlijke hygiëne door kleding niet op tijd te verwisselen. Meer lichaamsgeuren.
- Herhalen van dezelfde vragen of dezelfde verhalen vertellen binnen één gesprek.
- Verdwalen op onbekend terrein.
- Activiteiten die eigen initiatief vragen vermijden. Bestuursfuncties lukken niet meer.
- Spullen op een onlogische plek neerleggen.