Gedachten werkgever: Ik vind het wel lastig om mijn medewerker met werk lastig te moeten vallen in deze moeilijke tijd, maar ik moet mogelijk wel wat zaken hier regelen, ik zal toch vragen hoe hij/zij naar de komende periode kijkt.
Werkgever: “Weet je al meer over de behandeling en hoe de komende maanden eruit gaan zien?”
Werknemer: “Nee, ik zou dat zelf ook graag willen weten. In het ziekenhuis wordt alles stap voor stap bekeken. De oncoloog heeft alleen gezegd dat ze het nog nooit heeft meegemaakt dat iemand blijft werken tijdens de chemo’s.”
Gedachten werknemer: In het ziekenhuis lijken ze niet ver vooruit te kunnen denken. Mijn werkgever wil dat wel. En dat begrijp ik, want ik voel die behoefte zelf ook.
Werknemer: “Ik zou graag afspraken met je willen maken over het werk, maar ik vind het vervelend als ik ze straks niet kan nakomen.”
Gedachten werkgever: Dat is lastig. De situatie zal voorlopig onzeker blijven. We kunnen niet ver vooruitkijken.
Werkgever: “Wat zou je willen doen de komende weken?”
Gedachten werknemer: Ik heb hier thuis gelukkig al over nagedacht. Ik vind werk belangrijk, het leidt mij af, en ik voel mij ook verantwoordelijk richting het werk. Fysiek voel ik mij nu nog redelijk goed, zolang het gaat wil ik dan ook wel deels blijven werken.
Werknemer: “Ik zou het fijn vinden om dinsdag en donderdag te komen werken. Dan zijn Martijn en Lisa er ook. Zij zijn bereid om werkzaamheden van mij overnemen.”